26 juni 2020

Oogstlied

Over groene stroom kun je behoorlijk met elkaar van mening verschillen. Hoewel ik zelf als één van de eersten een windmolen op mijn schip had en jarenlang duurzaam ‘off the grid’ leefde, ben ik nu een verklaard tegenstander van nog méér windmolens. Vanwege de aanslag op de open ruimte, de ostentatieve lelijkheid, de enorme horizonvervuiling, de stroboscopische slagschaduwen, het lawaai, de klare lucht die doorlopend aan flarden wordt gekliefd en last but not least de dode vogels. Maar vooral erger ik me aan het bestuurlijke gedraai en het industriële gesjoemel met feiten dat aan de windhandel kleeft.
Voor de ingrepen in het IJsselmeergebied is een geweldig inspraakgebouw opgezet. In de jaren dat me actief met draagvlak- en implementatievraagstukken bezighield had ik het niet beter kunnen verzinnen. Des te cynischer is het om te zien hoe weinig gewicht het in de achaal legt. De kongsi van netbeheerders en stroomboeren lacht om inspraak. Ze lijken er een sport van te maken om ons collectief te belazeren.
Zo toont de ‘zichtanalyse’ van Windpark Fryslân, opgesteld om de bewoners van de Friese westkust voor de gek te houden over hoe horizonvervuilend het windpark (niet) wordt, slechts geruststellende miniwiekjes boven het weidse water. De molentiphoogte van 180 meter op luttele kilometers afstand is volgens de formule k = 1,92 * √h (basis zeevaartkunde, maar hoeveel kustbewoners weten wat kimduiking is?) echter makkelijk te berekenen, en blijkt echt flink hoger dan wordt voorgesteld. En dat is een eufemisme.
‘Vogels hebben nagenoeg geen last van windmolens’ zeiden de energieboeren steeds, maar nieuw onderzoek wijst uit dat dat niet voor roofvogels geldt, die anders op hun omgeving letten dan prooivogels en wel degelijk slachtoffer worden. ‘Ja, misschien moeten we daarvoor het park af en toe stilzetten,’ zegt een woordvoerder van Windpark Fryslân nu, ‘Maar we hopen natuurlijk van niet.’ Drie keer raden wat het wordt.

Zonnepanelen dan? Volgens politici vinden dat je daar best het hele IJsselmeer mee vol kunt leggen. En al die lege daken dan? Tja, Tennet vindt het voorlopig nog te duur om honderden kabels naar al die gebouwen te leggen in plaats van één kabel naar een groot zonne-eiland. Tel uit je winst.
‘Wel zóveel huishoudens!’ kirren de energieboeren over het volgende windpark, en verzwijgen wijselijk dat de industrie verreweg de grootste afnemer is. Daar is recent een stel vraatzuchtige stroomschrokkers bijgekomen. De groene stroom van de nieuwe windparken in de Wieringermeer en in Flevoland wordt straks volledig opgeslokt door datahollebollegijzen. De belastingontduikende en privacyweglachende techgiganten krijgen van ons een groenestroomschaamlap cadeau. Voor onze eigen koelkast móeten we dus wel nog méér windmolens plaatsen. Als watersporter kruisen we straks tandenknarsend tussen al die ruisende wieken door. Ik moest denken aan het welbekende Oogstlied van de dichter A.C.W. Staring, en bedacht dat het tijd wordt voor een parallelle versie:

Sikkels klinken;Wieken klinken;
Sikkels blinken;Wieken blinken;
Ruischend valt het graan.Ruischend door het zwerk
Zie de bindster gaâren!Zie de windboer schaat’ren
Zie, in lange scharen,Hoor, de munten klaat’ren:
Garf bij garven staan!De molens aan het werk!


't Heeter branden't Heeter branden
Op de landenOp de landen
Meldt den middagtijd;Dwingt tot duurzaamheid;
't Windje, moê van 't zweven,Wind is onze redder,
Heeft zich schuil begeven;Draait de wolkenschredder;
En nog zwoegt de vlijt!Zie, daar zwoegt de vlijt!


Blinde Maaijers;Blinde Landsman;
Nijvre Zaaijers,Nijvre Zeeman,
Die uw loon ontvingt!Die uw offer brengt!
Zit nu rustig neder;Zit nu klam terneder,
Galm' het mastbosch weder,Betreur ’t mastbosch weder,
Als gij juichend zingt.Wijl g’uw tranen plengt.


Slaat uwe oogenHet valsch getuigen
Naar den hoogenDoet u buigen
Alles kwam van daar!Voor ‘t energiemisbaar
Zachte regen daalde, Dat meren vulde
Vriendlijk zonlicht straaldeUw bitt’re pil verguldde
Mild op hal en aar.Voor heel de menschenschaar.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten