15 november 2018

Regenten


Na mijn vorige blog werd ik door wel vier mensen aangeklampt, die me vertelden dat ze de situatie zo verschrikkelijk goed herkenden, en mij vroegen hoe ik vredesnaam op hun jaarvergadering terecht gekomen was, en dat ze me daar toch niet hadden gezien.
Daar hadden ze gelijk in, want alle vier hadden ze het mis: mijn stukje ging niet over de organisatie waar zij zo vertrouwd mee waren, maar over een andere.
Hun reactie toont echter aan dat wat ik wilde zeggen wel degelijk hout snijdt: er lopen in de wereld van de oude bootjes teveel oude regenten rond die hun gelijk en hun positie ten koste van alles overeind willen houden, omdat hun bestaansrecht daar vanaf hangt.
Het is een fenomeen waar nog wel iets meer over gezegd kan worden.
Iemand maakte de opmerking dat het altijd mannen zijn, nooit vrouwen, die in al die behoudsclubs en klasseorganisaties de dienst uitmaken. Hoewel ik een paar heel competente vrouwen ken die zich in die wereld uitstekend handhaven, is dat door de bank genomen wel waar. Ik weet echter niet of het er zoveel beter uit zou zien als de vrouwen van die mannen het heft in handen zouden nemen. Een flink aantal ervan, met name die wiens man op hun aandringen een scheepje heeft aangeschaft waar je met pakweg zes mensen in de kuip uitstekend een paar flessen Prosecco en wat schaaltjes oesters soldaat kunt maken, verdenk ik namelijk van een minstens even erge regentenmentaliteit als hun echtgenoten. Sterker, van al die fervente stokpaardberijders vraag ik me regelmatig af wie er eigenlijk de teugels in handen heeft, en dan komt onweerstaanbaar het hilarische beeld op van een klein mannetje dat, hoewel fier te paard, op zijn rug een enorme matrone torst, die de leidsels kort houdt van het bit dat zij met flemende dwang tussen zijn tanden gestoken heeft.
Ernstiger is in dit verband de klacht dat al die zelfbenoemde bestuurders inmiddels de houdbaarheidsdatum dusdanig ver overschreden hebben, dat geen enkele jongere nog zin heeft om in hun buurt de edele kunst van het mennen der windpaarden nog meester te worden. De liefde voor het water, zo gaat het gerucht, is een zieltogende passie, zodat al die oude scheepjes weg dreigen te rotten in hoekjes van jachthavens waar enkel nog een scheefgezakt bordje ‘Vergane Glorie’ de weg wijst.
Het is een schrikbeeld dat gek genoeg juist al die oude mannen heel erg bezig schijnt te houden. ‘Hoe interesseren we de jeugd?’ vragen zij zich angstig af en dan komen er plannen waarin de goede bedoelingen gelijke tred houden met het onbenul over wat die jeugd dan wel wil. Clichés te over natuurlijk, over post-millennials en socialmediakids, maar wat dat nu precies betekent blijft doorgaans  duister. Dus wordt er maar wat afgeëxperimenteerd, met van alles waardoor de jeugd het licht zou moeten zien. Meestal tevergeefs.
Geen wonder, want de jeugd maakt zelf wel uit waar ze geïnteresseerd in is, en al dat opvoederige ‘Kijk eens hoe leuk dit is’ werkt meestal averechts. De enige echte oplossing is dan ook om een fors deel van die mastodonten simpelweg te vervangen door jongeren, zodat die dan zelf hun leeftijdgenoten kunnen enthousiasmeren, en dat ongetwijfeld ook uitstekend zullen doen. Het besturen van zo’n club is bovendien geen tour de force die je uitsluitend aan doorgewinterde elder statesmen kunt overlaten; souplesse, relativeringsvermogen en dienstbaarheid zijn in dit verband verkieslijker competenties dan het kunnen onderhouden van het old boys network. Een paar wijze mannen met humor; daar heb je meer dan genoeg aan; de rest kan weg.
Wie goed rondkijkt, ziet dat er genoeg kinderen leren zeilen en daar enorme lol aan beleven, om het stokje aan door te geven. Zeker, die zeilen in Wopti’s en Splashes en Lasers en draaien hun hand niet om voor een uitstapje naar het kite- of windsurfen, maar zijn we niet allemaal zo begonnen? Hoe vaak zijn al die zestigplussers overstag gegaan, voordat ze via de sherry en de bitterballen in het bestuur terechtkwamen van clubs die hun leven veil hebben voor het behoud en zeilgenot van de boeier, de Fjouwer-acht of de Lemmer Hengst?
En wie zijn op dit moment de hooggewaardeerde topprofessionals die met Nederlandse schepen de zeven zeeën dun varen? Juist, de langharige studenten die veertig jaar terug zonder geld aan de restauratie van een ouwe botter begonnen.
Dat soort types is van alle tijden, en er zijn er genoeg. Ze zwerven rond in Lelievletten, zeilen wedstrijden in de 470 of gaan met pa mee tijdens de IJspegelrace, maar ooit stappen ze zomaar over op een zeilwherry of een hoogaars en verknopen hun lot definitief met dat van hun oude boot.
Daar kan geen regent tegenop.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten