15 november 2018

Ruigte


Het scheepje waarmee we aan de rand van Nederland naar zee vertrekken, is er eentje uit de oude doos. Het zou een visserscheepje geweest kunnen zijn, maar ik vermoed dat het als beurtmotorscheepje voor Wad en Zuiderzee gebouwd is.
Het is zaterdagochtend, we hebben een aantal uren voor de boeg voor we op onze plaats van bestemming zullen zijn: Rottumeroog. Het meest oostelijke eiland van Nederland vormt samen met Rottumerplaat, Boschplaat en Zuiderduintjes een mini-archipel van verlaten eilandjes. Tussen Rottumerplaat en de Boschplaat kun je bij eb heen en weer lopen, tussen Rottumeroog en Zuiderduintjes ook, maar tussen Rottumerplaat en Rottumeroog loopt nog een geultje naar zee. Prikken staan er niet meer, sinds het plastic werd ingevoerd liggen nu overal rode en groene boeitjes.
We volgen ze nauwkeurig. Voorbij het wantij van Schier staat de stroom mee, de eb trekt ons naar zee.
Een paar maal per jaar organiseert Staatsbosbeheer een excursie naar Rottum. Een andere manier om er te komen is er niet; de eilandjes zijn al vele jaren verboden gebied voor passanten. Er zijn wat vogelwachters, hobbyisten die via een ondoorzichtig lobbysysteem toegang tot deze onherbergzame plek hebben gekregen. Sinds enkele tientallen jaren doen Staatsbosbeheer en Rijkswaterstaat niets meer om Rottum in stand te houden. Ik ben nieuwsgierig naar hoe een eiland eruit ziet waar niets meer aan wordt gedaan door de mens: is het verschil met de bewoonde eilanden te zien, te voelen, en zoja, waar zit hem dat dan in?
De schipper zet de boeg tegen de rand van de geul en laat het anker vallen. Een uurtje later kunnen we uitstappen. In de verte steken de duinen van Rottumerplaat af tegen de grijze lucht.
Door kniehoog water waden we naar het eiland. Een goed half uur later staan we aan de duinvoet. Het zand is bezaaid met vuurrode bakstenen, de restanten van een van de laatste huizen die hier gestaan hebben toen het eiland nog bewoond was.
Over het duin zien we meteen de Eems al, het eiland is een ovaaltje van nauwelijks vijfhonderd meter breed en slechts een kilometer lang. Er staat een grote staalcontructie, een zichtbaken voor de schepen die hier de Eems in draaiden, op weg naar Emden en Delfzijl. Ernaast staat het vogelwachtersverblijf, een compact grijsgroen blok, verscholen in oksel van het duin.
Opeens ben ik meer dan tien jaar terug in de tijd, op Beaver, een van de honderden eilanden van de Falklandarchipel. Beaver is van Jerome en Sally Ponchet, die het na hun vele omzwervingen op en rond Antarctica kochten. Sally woont er en werkt er aan boeken en wetenschappelijke artikelen, Jerome is meestal op zee, onderweg. Een plek ter grootte van Ameland, met een steigertje, een airstrip en een huis, veel borstelig begroeide rotsen en veel zee. Driehonderd mijl naar het westen ligt Vuurland, achthonderd naar het oosten South Georgia, zeshonderd naar het zuiden Antarctica. Verder niets. De leegte hier is even overweldigend als onbeschrijfelijk.
Ik zwerf over de rotsen om een maaltje mosselen te gaan plukken. Op een paaltje bij de airstrip, waaraan Sally de windzak vastmaakt als ze bezoekers verwacht, zit een Skua. Hij beweegt zijn kop als ik dichterbij kom, maar maakt geen aanstalten om op te vliegen. Ik kan hem tot op minder dan een meter naderen. Aan alles is te merken dat menselijke aanwezigheid hier vreemd is; de natuur ademt een onverstoordheid, die ik nooit eerder zo duidelijk voelde.
Datzelfde gevoel krijg ik op Rottum. Hoewel de sporen van menselijke aanwezigheid nog zichtbaar zijn, voel je aan alles dat de natuur hier tot rust komt. De duinen hebben een ruwere vorm, ze zijn steiler en aan de zeekant aangevreten als kliffen. Geen wegen, alleen wat olifantenpaadjes. Het verschil met de bewoonde eilanden is enorm, en tegelijk niet onder woorden te brengen. Ruigte, is het woord dat blijft hangen. Je moet het aan den lijve ervaren om het te begrijpen.
Rottum is geen Beaver. De mosselen daar waren oneindig veel verser en lekkerder dan wat ik hier ooit zou kunnen vinden, en de gesprekjes die ik hier voer met de vogelwachters, halen het niet bij de conversaties met Sally.
Maar Rottum komt wel het dichtst bij de oerervaring die een landschap, dat niet (meer) door menselijke aanwezigheid wordt aangeraakt, kan bieden.
Dat levert een geheimzinnige paradox op. Zodra je hem aanraakt, zal die ruigte verloren gaan, maar zonder aanraking wordt hij niet voelbaar. Door hem aan te raken, verschijnt en verdwijnt die ruigte tegelijkertijd. Het is het Schrödingers kat-vraagstuk van de lege ruimte. Intrigerend, maar onoplosbaar. Ik prijs me daarom maar erg gelukkig, dat ik op Rottum ben geweest.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten