15 november 2018

Oorlog


Een poosje geleden werd ik betrokken bij een vereniging in moeilijkheden. Men zocht een coach met bestuurlijke kennis en ervaring die thuis was in de oude bootjes, maar het draaide vooral om de bekende ‘frisse blik’ van buiten.
De reden om er hier over te schrijven, is wat ik aantrof: een vereniging van oudescheepjeseigenaren, een stichting die geacht wordt de monumentale zuiverheid te bewaken, een commissie die de wedstrijden organiseert, en een handvol vrijwilligers voor de hand- en spandiensten. Ogenschijnlijk een soepel verlopende organisatie, tot ik de jaarvergadering bijwoonde. Daar zag ik iets dat in deze wereld vaker voorkomt: vastgekoekte verhoudingen, die elke ontwikkeling en verandering in de kiem smoorden.
De bestuurders waren bijna uitsluitend mannen op leeftijd, die elkaar door coöptatie hoog in het zadel hielden. De vrijwilligerschaar telde een fors aantal zelfbenoemde deskundigen, die bij gebrek aan volwassen zadel hun eigen stokpaardjes bereden met een fanatisme alsof ze er het hele wilde westen nog mee moesten veroveren.
Oorspronkelijk was de stichting verantwoordelijk voor de klassevoorschriften, maar gaandeweg had de wedstrijdcommissie steeds meer macht gekregen. De vereniging en de stichting waren min of meer tegelijkertijd ontstaan; tussen de leden woedde, zo begreep ik, een loopgravenoorlog waarbij vergeleken het debat tussen rekkelijken en preciezen een theekransje was. Beide clubs vonden elkaar weer in hun verzet tegen de wedstrijdcommissie, die de wens van de meestvermogende leden om steeds harder te varen in formules, voorschriften en berekeningen vertaalde die niemand meer begreep.
De spil van dit alles was de directeur van de in een grijs verleden op onnaspeurbare wijze rijk geworden stichting. Hij coördineerde al meer dan vijftien jaar alles wat los en vast zat, en had daardoor een enorme hoeveelheid kennis en macht verzameld. Omdat hij als enige betaald werd, liet men het vele werk graag aan hem over, en zo kwam het dat hij over alles iets te zeggen had, terwijl niemand kon controleren of de informatie waarop hij zei zich te baseren wel correct was.
Tot zover herkenbaar? Vast wel, want dit soort scheefgroei komt op veel plaatsen voor, en de wereld van het maritieme erfgoed is groot en verkalkt genoeg om hiervan meerdere voorbeelden te kennen.
De problemen waren ontstaan doordat de directeur een (volgens hem) dreigend begrotingstekort dacht te pareren door eigenhandig het hele gebouw van originaliteitseisen, klassevoorschriften, wedstrijduitrusting en handicaps volledig te renoveren. Deel van zijn plan was een tamelijk commercieel ogend project om de al jaren afgehaakte jongeren weer bij het varende erfgoed te betrekken. De wedstrijdcommissie was vóór, mits ze een stevige stem in het kapittel kregen. De rest van de bestuurderen was hopeloos verdeeld. Men voorzag allerhande risico’s, waarbij het gevaar van zetelverlies het minst genoemd werd, maar waarschijnlijk het hardst gevreesd.
Hoewel niemand de kansen en bedreigingen goed kon overzien, weerhield dat de meesten er niet van om hun in steen gebeitelde meningen uit te venten. Dat gebeurde vooral in de wandelgangen, want kritek was in deze kringen al sinds mensenheugenis een kwestie van stoten onder de gordel, vileine toespelingen, venijnige insinuaties en onstuitbare roddel.
Het leek onbegonnen werk. Men stond er echter op dat ik mijn observaties ongezouten zou delen met de hoge bomen, want die hadden me verzekerd dat ze wel wat wind konden hebben.
Grootspraak, natuurlijk.
Het interne conflict dat alles verlamde was nog het gemakkelijkst bloot te leggen: de directeur die alle kennis en macht naar zich toegetrokken had, en de gemakzuchtigen die hem in die positie hadden gebracht, om vervolgens fanatiek aan de poten van zijn en vele andere stoelen te gaan zagen.
Lastiger was het om duidelijk te maken wat de eigenlijke makke was: de vele in de loop van de tijd opgeblazen ego’s, die een permanent, zogenaamd om kennis en wijsheid draaiend wie-heeft-de-grootste-spelletje speelden.
Niemand had ooit werkelijk moeite gedaan om de eigen overtuigingen in dienst te stellen van het grotere geheel. Achterdocht en eigenbelang waren de norm geworden, onder het mom dat de hele wereld zou instorten als de verenigingsdoelen niet werden gehaald.
Iemand stak zijn hand op. ‘Wat raadt u ons aan?’
Ik vroeg wie er bereid was om nu zijn functie ter beschikking te stellen als dat in het belang van de club zou zijn. De discussie barstte bijna direct weer in volle hevigheid los.
Ik heb gevraagd of ze me nog nodig hebben. Het antwoord laat nog steeds op zich wachten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten