Een schreeuw, een
harde klap. Binnen een seconde is het over. Daar, in een grote kuil touw die
bij de nagelbank neergekeild is om de brassen en gordingen te vervangen in de windstilte
van de doldrums, terwijl we motoren naar een zuidelijker breedte met meer wind,
ligt Govert. Net stond hij nog op de marsera, tien meter boven dek. Niet op het
paard, gezekerd aan de jackstay, maar bovenop het gladde rondhout zelf, met een
hand aan de mast, de andere reikend naar de buikgording die boven hem wachtte
om vastgepakt, doorgehaald en ingeschoren te worden.
De klap is
formidabel. Dat heb je als een kleerkast van bijna twee meter bovenuit de ra op
het dek lazert. Dat is een smak die je niet overleeft. Of zelden, want Govert
beweegt nog. Hij schudt langzaam zijn hoofd en staat voorzichtig op. Bekijkt
zichzelf, voelt wat aan armen en benen, schudt nog eens met zijn hoofd, en loopt
naar het want. Even later staat hij weer op tien meter hoogte een nieuwe gording
in te splitsen. Hij heeft nog geen woord gezegd.
Goof is een rare
gozer. Voordat hij bij mij aan boord kwam, werkte hij in de psychiatrie. En
daarvóór zat hij in de geldhandel. Hij verdiende een fortuin, maar het
bevredigde hem niet en op een dag liet hij de boel de boel. Hij had een oude
Indianenchief ontmoet die aan deze kant van de plas wel iets kwijt wilde over
hoe je met de natuur om kunt gaan. Govert reed hem jarenlang in een oude Volvo
door Europa en leerde alles over zweethutten, medicine walks en andere oeroude
rituelen en hoe je die kunt gebruiken om in ons verwesterde bestaan nog wat
authentieke wijsheid op te doen. Daarna ging hij in de psychiatrie werken met
mensen die als volstrekt onhandelbaar werden beschouwd. 'Hoogbegaafde
autisten,' zei Goof, 'nou, dat ben ik zelf ook, dus daar kan ik wel wat mee.
Onhandelbaar gedrag bestaat niet, hooguit moeilijk verstaanbaar. Wij moeten
gewoon beter luisteren'. Zijn succes was eclatant, maar Govert was ook
volstrekt compromisloos en dat leverde hem eindeloze gevechten op met zijn
meerderen. Na zijn vijfde ontslag kwam hij naar zee.
Na drie weken
zijn we aan land. Govert heeft nog steeds zware hoofdpijn van de val en zijn
nek kraakt. Daarom gaat hij toch maar even langs het plaatselijke hospitaal.
Dat blijkt Goverts geluk: er komt een ernstig defect aan het licht. Een wonder,
zegt de arts, dat hij niet allang last heeft van neurologische klachten. Zeker,
Goof heeft een verwaarloosde hersenschudding, maar dat is peanuts vergeleken
bij zijn vergevorderde nekstenose: een vergroeiing aan de binnenkant van de
nekwervels, waardoor de zenuwen langzaam volledig worden afgekneld. Zonder
ingrijpen loopt dat onvermijdelijk uit op een hoge dwarslaesie; het is een
godswonder dat hij die bij die val op het dek niet al heeft opgelopen. Hij moet
geopereerd worden, en wel onmiddellijk. Succes wordt niet gegarandeerd. Vijf
uur zijn ze met hem bezig, dan is het ergste gevaar geweken. Maar schade is er
ook; lopen gaat Govert opeens veel moeilijker af. Govert moet revalideren. De arts denkt aan een rolstoel, maar Govert
lacht hem uit. Hij verlaat wankelend het ziekenhuis zodra hij kan en snuift
wellustig de buitenlucht op. Zijn carrière als zeeman is voorbij, maar er valt
nog genoeg te beleven.
Ons is verteld dat we moeten woekeren met onze talenten. Ze niet onder
de grond stoppen en afwachten tot het vanzelf wat wordt, maar ze actief
inzetten voor het bouwen aan een betere wereld. Maar talent is geen gereedschap
dat je naar believen uit de kast kunt pakken en gebruiken –of niet. Het is,
anders dan onze calvinistische traditie ons wil doen geloven, geen vehikel voor
schuldgevoel: als je het niet gebruikt ben je fout, dus woeker en werk! Talent
is iets heel anders. Het is alles wat we eigenlijk zijn.
Leiderschap is de kunst om je talent samen te laten vallen met wie en
wat je bent.
In zijn prachtige boek 'Merkstenen' zegt Dag Hammerskjold:
‘Ieder ogenblik kies je je eigen ik. Maar kies je – jezelf? Het lichaam
en de ziel hebben duizend mogelijkheden waaruit je tal van ego’s kunt bouwen.
Maar slechts één ervan geeft congruentie tussen de kiezer en het gekozene.
Slechts één, - die je pas dan vindt als je niet kiest voor al die kansen op
iets anders waar je nieuwsgierig naar tast, verlokt door verwondering en lust,
te oppervlakkig en vluchtig om verankerd te blijven in de beleving van het
hogere mysterie dat leven heet en in het besef van het toevertrouwde talent dat
‘ik’ heet.’
In de jaren die
volgen kan hij steeds minder. Hij scharrelt een invalidenscooter op, waarmee
hij dagelijks zijn hond uitlaat. Ik bezoek hem zo vaak als ik kan, en zie
hem lichamelijk langzaamaan in een wrak
veranderen. Ook de artsen die hem voor diverse soorten ellende behandelen zien
er steeds minder in. Er is sprake van een gemankeerde bloedsomloop, bypasses,
een mogelijke beenamputatie omdat de vaten daar helemaal niet meer mee lijken
te doen.
Maar Govert ziet
dat anders. Zijn gevecht om niet opgegeven te worden is krijgt bij vlagen een Sysyphus-achtig
kaliber. Zijn been krijgen ze er niet af, wat ze ook roepen. Goof loopt door. ‘Hoe
ben je eigenlijk hier?’ vraagt de orthopeed bij de zoveelste periodieke
controle, nadat hij Goverts nekfoto’s heeft bestudeerd. Zijn gezicht staat niet
vrolijk.
‘Hoe bedoel je?
Met de auto natuurlijk, ik kom net van de parkeerplaats,’ zegt Govert.
De arts kijkt nog
eens naar Govert, dan naar de foto’s. ‘Neem je moeder in de maling. Volgens
deze foto kún je helemaal niet lopen, laat staan autorijden. Je zenuwen zijn nu
volledig afgekneld. Technisch gesproken heb jij een hoge dwarslaesie.’
Govert vertelt
het verhaal lachend. Zelf heeft hij een heel andere kijk op de zaak. Zijn
formidabele levenskracht houdt hem op de been. Hij verzeilt in een ongelooflijk
moeizaam revalidatieproces dat hem van zijn oude leven en al zijn financiële
reserves berooft, maar hij zit niet bij de pakken neer. Vandaag heeft hij een
nieuwe mijlpaal bereikt. Hij loopt weer zonder rollator en via internet heeft
hij een elektrische fiets op de kop getikt, waar hij net zijn eerste kilometers
op heeft rondgereden. Wat nou dwarslaesie? Reden voor een feestje en Goof zet
een doos moorkoppen op tafel.
We praten over
talent. Alles waar Govert talent voor heeft, lijkt door zijn handicap in rook
opgegaan. Ook al revalideert hij dwars tegen alle medische verwachtingen in,
zijn oude werk zal hij nooit meer op kunnen vatten. Ik wil weten hoe hij daar
mee omgaat.
‘Als je wat ik heb al een handicap kunt noemen,’
zegt Goof met veel gevoel voor understatement, ‘dan heeft die handicap mij in
ieder geval gedwongen om allerlei ego’s los te laten waar ik daarvóór nog
steeds aan bouwde: het ego van de hulpverlener in de psychiatrie, het ego van
de geldhandelaar en noem maar op. Er waren allerlei ‘ikken’ die ik wilde zijn,
met nut en aanzien in de kringen die ik belangrijk vond. Maar de natuur geeft
niks om het ego, dat heeft die ouwe chief mij wel bijgebracht. De zee, maar ook
de dieren en het bos zijn mijn verwanten. Mijn talent is om dat te ‘zijn’ en
over te brengen op anderen. Ik heb een vaste kring van mensen die dat willen
leren, die komen hier bij me in mijn tuintje zitten en zien de plantjes
groeien. Daar lullen we over en daar hebben ze dan wat aan. Ik fiets en wandel
en heb mijn beste vrienden om mij heen. Mijn talent komt daarin volledig tot
zijn recht. Jezelf worden is een kwestie van schrappen, heb ik gemerkt. Net zo
lang schrappen tot de essentie overblijft. Dan val je samen met je ware talent.
Ik heb dat zomaar cadeau gekregen. Wat wil een mens nog meer?’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten