06 juli 2011

Strafbare armoede

Het artikel van Matthias Smalbrugge, in Trouw van afgelopen zaterdag, trof mij als een slag in het gezicht. Smalbrugge is hoogleraar Europese Cultuur en Christendom aan de VU en maakt zich in zijn stuk kwaad over het CDA, dat in zijn ogen ruggegraatloos meeheult met de rechts-rabiate herwaardering van het ‘ieder voor zich en God voor ons allen’.
Om dat uit te leggen maakt hij op een verrassende manier gehakt van een beroemd Bijbelverhaal: de gelijkenis van de talenten. Vergeten of nooit gehoord? Een heer gaat op reis en geeft ieder van zijn drie werknemers het beheer over een deel van zijn vermogen. De eerste krijgt vijf talenten (een talent is een forse som geld), de tweede twee en de derde één talent. De eerste twee gaan hard aan het werk en verdubbelen hun talenten, maar de derde doet niet mee: hij stopt het geld onder de grond. Als de heer terugkeert van de reis, vraagt hij zijn werknemers om verantwoording af te leggen. De eerste twee worden uitvoerig geprezen en krijgen er nog geld bij. De derde houdt echter een opstandig betoog: hij vindt dat de meester oogst waar hij niet zelf gezaaid heeft en weigert om daar aan mee te doen. De meester is not amused en straft zijn onwillige dienaar, door hem zijn ene talent af te nemen en dat aan de man te geven die het meest voor hem verdiend heeft.
Als iemand bij wie de boodschap dat je moet woekeren met je talenten, onuitwisbaar in zijn DNA gegraveerd staat, ben ik eraan gewend dat je daarop wordt afgerekend. Smalbrugge herkent dat als een onderliggend Leitprinzip voor de inrichting van onze samenleving, en hij verzet zich daar heftig tegen. Het dogma dat er met talenten gewoekerd dient te worden, gaat uit van de maakbaarheid van succes. Volgens Smalbrugge leidt die exponent van het kapitalistische maakbaarheidsdenken tot een onmenselijke pervertering: in plaats van een mogelijkheid wordt het een dure plicht om je talenten, wat die ook mogen zijn, optimaal te verzilveren, als het even kan ten dienste van het ganse mensdom.
Dat lijkt op een denkwijze die twintig jaar geleden opgeld deed in new age-kringen, maar al snel genadeloos werd neergesabeld door publiciste Karin Spaink, in haar boek ‘Het Strafbare Lichaam’. In die denktrant is er voor praktische iedere ziekte een geestelijke oorzaak. Spaink concludeerde dat volgens deze opvatting ziekte ‘tussen de oren zit’, een negatief construct dat naar believen vervangen kan worden. Wie er niet in slaagt om dat andere, positieve construct te installeren, is dus schuldig aan zijn eigen ziekte. Spaink, zelf MS-patiënt, kon daar terecht furieus om worden.
Smalbrugge legt dezelfde boosheid aan de dag: hij stelt dat die laatste man in het Bijbelverhaal terecht in opstand komt tegen de doctrine dat je het verzilveren van je talenten altijd zelf in de hand hebt. De boodschap van het verhaal, volgens Smalbrugge, ligt niet in de waarheid van die doctrine, maar in het pleidooi voor humaniteit, dat het verzet ertegen vertegenwoordigt.
Die uitleg overrompelde mij. Enerzijds vormt hij de ontkenning van wat misschien wel het laatste dogma in mijn leven is; anderzijds is juist deze uitleg een troostende arm om de schouder van hen die wel begiftigd zijn met talent, maar dat om mysterieuze redenen niet weten om te zetten in veel materiële welvaart. In mijn directe omgeving ken ik een aantal van zulke mensen, zelf ben ik ook nooit rijk geworden van mijn talenten. Dat is geen gemakkelijk lot; ‘verzilvering’ heeft een bijna exclusief financiële connotatie en je wordt gauw scheef aangekeken als je je immateriële gaven niet weet te vertalen in materieel succes. De doctrine van de talenten is tot in het grondwater van onze samenleving doorgesijpeld, en wie zich gedraagt als die laatste man, wordt al snel verdacht van luiheid en en onverstand en bovendien gemeden als de pest; het kon eens besmettelijk zijn. Armoede is strafbaar geworden.
In Smalbrugges uitleg vond ik daarom, ik kan het niet anders formuleren, iets van genade.
Ik realiseerde me, dat de vraag wat iemands meest wezenlijke talent is en wat ‘verzilvering’ van dat talent precies inhoudt, veel te weinig gesteld wordt. Toch begint de groei van mensen met die vraag. Wie stelt hem als eerste?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten