29 april 2021

8 1/2 miljard

Het onderwijs moet weer eens op de schop. Alom klinkt het verlangen naar een driejarige brugperiode, om de kansenongelijkheid in te dammen en leerlingen een bredere voorbereiding op vervolgonderwijs te geven. Sympathiek. Begrijpelijk. Noodzakelijk zelfs.
Maar in de NRC lees ik al direct commentaren van fulminerende ouders, doodsbenauwd dat hun vanzelfsprekend hoogbegaafde wereldredders-in-spe een sprankje minder kennis opdoen dan er in hun koppies gepropt kan worden in een klasje met enkel hyperintelligente peers. De geschiedenis van de commotie rond de Middenschool herhaalt zich. Domweg, want om je als frisse veertiger eens degelijk te verdiepen in de wijsheid van de vorige generatie is natuurlijk volstrekt idioot.
Ooit was ik acht jaar verbonden aan de experimentele Leon van Gelder Middenschool in Groningen. Als docent, mentor, remedial teacher, halve jeugdzorger, leerplanontwikkelaar en wat niet al, want zo gaat dat als je bevlogen bent. Bij een onderwijsbaan aan zo’n school hoorde gewoon een werkweek van pakweg zestig uur.
De Groninger Middenschool begon op de tekentafel. Als beoogde docenten bereidden we het toekomstige onderwijs voor in een scharrig gemeentekantoor, want als politiek etalageproject van de plaatselijke PvdA moest het wel helemaal in orde zijn voor we begonnen. We schreven al ons lesmateriaal met de hand, brachten dagen door achter de kopieermachine en vergaderden tot we blauw zagen. Desondanks gingen we in het eerste jaar dat er kinderen kwamen volledig de bietenbrug op.
Die kinderen bleken namelijk niet de ideale kennis- en ervaringslurpers die we ons hadden voorgesteld. Pakweg de helft was volstrekt onhandelbaar, en menig collega zat na een paar maanden al overspannen thuis. Een telefoontje van de plaatselijke VBO/LOM-school bracht duidelijkheid: die had nauwelijks nog aanmeldingen. Aangezien de Middenschool niet selecteerde ‘aan de poort’ had een flink aantal achtstegroeponderwijzers hun kans schoon gezien om de gebruikelijke slechtnieuwsgesprekken met ouders van de meest onhandelbare koters te vervangen door een vrolijknieuwsgesprek over die nieuwe school waar alle mogelijkheden op goed vervolgonderwijs nog helemaal open lagen.
Twee jaar later kregen we eindelijk de écht heterogene groepen binnen waarvoor het onderwijs bedoeld was: van laag-vmbo tot hoog-vwo, van arme buurt tot Harense chic; alles kwam in min of meer gelijke porties binnen. Daarvan maakten we in het eerste jaar ‘stabiele heterogene tafelgroepen’ van vijf leerlingen, in klassen van vijfentwintig max.
Die vijfentwintig was een keiharde eis van de school aan de politiek, en bleek onze redding, naast de uiterst zorgvuldige vorming van de tafelgroepen. Het onderwijs werd, met de nodige aanpassingen en ontwikkelingen, in de jaren daarna zoals we het ons in het voorbereidende jaar hadden voorgesteld: met een prima vakinhoud, naast breed vormend projectonderwijs dat een oriëntatie bood op een scala aan maatschappelijke onderwerpen en een sociale vorming die verbindend in plaats van kloofvergrotend was.
In de jaren dat ik er werkte, heb ik geen enkel kind met een bovengemiddelde intelligentie af zien zakken naar een lager niveau. Wel heb ik talloze kinderen zien opstromen naar een begripsniveau van sociale, creatieve en kennisgerelateerde zaken dat hen anders waarschijnlijk onthouden was. En praktisch álle kinderen kwamen er na vier jaar uit met een gevoel voor sociaal-culturele verschillen en samenwerking dat hen in een meer kennisgeoriënteerde omgeving waarschijnlijk niet zó eigen geworden was.
De rest is geschiedenis. De Middenschool werd politiek om zeep geholpen door het CDA, dat met de sociale insteek van Middenschoolarchitecten Van Kemenade en Van Gelder niet kon leven en dus zonder een cent extra te fourneren een driejarige basisvorming gebood. Daar ging het mis. Ook vele latere hervormingen moesten voor een habbekrats worden uitgevoerd. Iedereen vindt dat het onderwijs beter kan, maar tot voor kort had niemand er een cent voor over.
De les die de volgende onderwijsminister – en al die veeleisende helikopterouders – hieruit kunnen leren is eenvoudig. Kan een langere brugperiode in ieder opzicht verrijkend zijn voor álle leerlingen? Ja, dat kan. Absoluut. Maar niet zonder de lessen van het verleden serieus te nemen. En dus zijn er wel een paar keiharde voorwaarden aan verbonden.
Zo kan het niet zonder degelijke voorbereiding. Dat betekent veel geld voor nascholing van docenten, voor leerplanontwikkeling vooraf in plaats van tijdens, waarbij die docenten volop betrokken worden, en voor versterking, verbinding en stimulering van het docentencorps voor een vernieuwing die alleen van binnenuit gestalte kan krijgen. En het kan niet zonder de klassen te verkleinen tot maximaal vijfentwintig. Ook dat kost geld. Heb je dat er niet voor over? Begin er dan niet aan.
Een (veel) langere brugperiode? Ik kan de rekensom niet maken, maar ik denk die acht-en-een-half miljard die nu voor het héle onderwijs wordt vrijgemaakt wel in de buurt komt. Maar wat je ervoor krijgt is onbetaalbaar. Want goed, breed vormend onderwijs is de basis voor iedere goed functionerende samenleving.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten