22 september 2018

Meer of Minder


Op 8 september jongstleden zijn met veel bombarie de Marker wadden geopend. Zeilers hebben daar verder weinig aan: de eilandjes zijn slechts op één punt toegankelijk en binnenkort is de hele noordoosthoek van het Markermeer een voor varensgasten verboden eilandenrijk. En wie het verhaal van de waterhuishouding in het Markermeer een beetje gevolgd heeft, zal toch al de neiging hebben cynisch te worden. De menselijke ingrepen en invloeden stapelen zich in het gebied op, met terugkerende desastreuze gevolgen voor de waterkwaliteit en de biodiversiteit. Het Markermeer heeft er dan ook een flinke dobber aan om uit zichzelf nog een beetje fris en fruitig te blijven. De duizenden professionele en recreatieve zeilers hadden daar tot voor kort overigens weinig last van. Het licht, de open horizon, de grote watervlakte waarop je nog lange slagen kunt maken: ook zonder veel biodiversiteit blijft het bijzondere natuur in de beste zin van het woord. 

Zoiets is echter aan landlubbers niet besteed. En dus moest er ingegrepen worden. Terwijl de waterkwaliteit uit zichzelf al met sprongen verbeterde, zette Rijkswaterstaat, geholpen door een stel zandbakfetisjisten in op grote interventies. Minder slib! Meer vis! Zachte oevers! Schoner water! Meer natuur! Volslagen kul, want dat proces was door de natuur al met minimale hulp zelf in gang gezet. Toch moesten er grote eilanden komen van opgespoten slib; het zonlicht moest weer tot op de bodem van het Markermeer schijnen! 
Een paar jaar later weten we hoe kortzichtig dat was: het licht scheen al lang vóór het opspuiten van de Markerwadden tot op de bodem, die nog vol zit met fosfaten en nu dus een fantastische voedingsbodem vormt voor het welig tierende fonteinkruid. ‘Nieuwe natuur!’, jodelen de groenknuffelaars, maar wel van het soort waardoor zeilen op het Markermeer bepaald geen lolletje meer is. De watersportactiviteit daalde volgens insiders dit jaar met 25 procent. Hoorn, Volendam en de andere havens aan de noord- en westoever zijn praktisch onbereikbaar geworden. Rijkswaterstaat houdt zogenaamd een geul open, maar die is niet breder dan dertig meter en omdat hij niet betond is kan niemand hem vinden. 
Andere maatregelen? Veel handen in het haar, weinig ideeën. Om het niet-bestaande slibprobleem op te lossen gaan er miljoenen naar de volstrekt overbodige Marker Wadden, maar voor het wegmaaien van het veel vervelender fonteinkruid is geen geld. 

Ondertussen promoot Natuurmonumenten de Marker Wadden in alle toonaarden bij het publiek. Dat je er vanuit de genoemde havenplaatsen nauwelijks kunt komen vanwege het schroefverstikkende en aan kiel of zwaard klonterende fonteinkruid, zeggen ze er niet bij. Dat ze nu bovendien woekerprijzen vragen om er aan te mogen meren ook niet. Ik zat erbij toen door zo’n baggerbobo plechtig beloofd werd dat zou worden ingezet op toegankelijkheid, kleinschaligheid en bezoekersvriendelijkheid, maar nu de eerste ‘wadden’ geopend zijn, betalen charterschepen vijftig euro voor een weekendbezoekje, plus zes per persoon: een beetje schipper is 270 euro kwijt om er een uurtje met zijn gasten te mogen rondlopen! Zo kan ik het ook kleinschalig houden. Die kleinschaligheid verbleekt ook nu de jongste plannen reppen van een complete nederzetting, waar eerder nog sprake was van een minimale ontvangstvoorziening. Ook het gegeven dat Natuurmonumenten het hele Markermeer tot aan de Houtribdijk wil volspuiten met eilanden knaagt aan het beeld van kleinschaligheid. Natuurmonumenten betoogt zelf overigens dat de bezoektarieven in verhouding staan tot de beheerskosten – alles moet vanzelfsprekend kostenneutraal – en dat er genoeg schepen zijn die het geld kennelijk geen probleem vinden. Dat mag misschien zo zijn voor een dagtochtschipper die een en ander in zijn arrangementprijs verdisconteert, maar de charterschipper die halverwege zijn weekend- of weektocht de eilandjes wil bezoeken en de recreant die er een nachtje wil verblijven zullen zich toch wel drie keer bedenken voor ze aanmeren. Als ze zich door het fonteinkruid een weg kunnen banen, natuurlijk. 

Al met al kunnen we het Markermeer als aantrekkelijk vaargebied wel afschrijven. En als we getijloze nieuwe eilanden al ‘wadden’ gaan noemen en een allesverstikkende monocultuur ‘nieuwe natuur’, dan mag de naam van het water ook wel veranderen. Ik pleit voor ‘Mindermeer’.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten