Lezend over de jongste
politieke voornemens aangaande de moooiste landschappen die dit land rijk is,
waait de muffe walm van slechtgeluchte leeghoofden mij als een lauwe landwind
tegemoet. Hoe oud ik ook word, nooit zal ik wennen aan de verbijsterende monomanie
van overijverige mannetjes en vrouwtjes die als gedrogeerde neuroten alle hoeken,
ieder gat en elke kier van ons lage land vol proppen met hun schreeuwerig hoge
betonnen keutels, hun asfaltverafgoding en hun herinrichtingsclichees. Al word
ik tegelijkertijd geteisterd door Parkinson, Bechterew en Creutzfeldt-Jakob,
dan nog zal ik de bezem niet schuwen om de stal uit te mesten waarin
grondspeculanten, projectontwikkelaars en plaatselijke politici zich wentelen
in de uitwerpselen van hun gedeelde corruptie en kortzichtigheid.
In één inbox vind ik maar liefst drie noodkreten
die mij ertoe brengen om als de bliksem mijn handtekening te zetten onder
evenveel steunbetuigingen aan sympathieke vechters-tegen-de-bierkaai. Ik houd niet
van dat soort acties, wetend hoe vruchteloos ze doorgaans zijn, maar mijn
geweten speelt op; ik moet wel, want aan de zijkant blijven staan en toekijken
is versagen, en voor versagen ben ik nog veel, véél te jong.
Altijd als ik de Brandaris in de verte zie opdoemen
met dat prachtige dorpje aan zijn voeten, de lage huisjes tegen het hoge duin,
de bomen daarboven, de glooiïngen van het naar zee aflopende eiland, dan wordt
het stil om me heen. Mijn gasten leunen dromerig over de reling en laten het schitterende
panorama op zich inwerken alsof ze nog nooit zoiets moois gezien hebben. En
vaak is dat ook zo. Ik ben zelf geen eilander, maar de aanblik van West is een
vorm van thuiskomen, in een schoonheid die tegelijk oerhollands klein en onnederlands
groots is.
Nu heeft een projectontwikkelaar de grond naast
het mooiste strandpaviljoen van Nederland, de Walvis, opgekocht om er
modernlelijke appartementen van minstens drie woonlagen hoog neer te zetten. De
plaatselijke wethouder, die dus óf omgekocht óf stapelkrankzinnig is, vindt dit
een goed plan en wil vergunning verlenen. Wég Terschellinger horizon. De ergste
dingen verzin je niet: ze gebeuren gewoon, alsof het niets is.
In het randstedelijke groene hart proberen de
pindabreinen van de plaatselijke politiek al jarenlang elke lege ruimte te
annexeren. Vlak naast mijn woonplaats, soezend tussen de niveauverschillen van een
kronkelende getijderivier en de ringvaart, ligt het diepste punt van Nederland,
nee zelfs van heel Europa: een wonderschone oerpolder met weilanden en vaarten
en verspreide boerderijen, waar ik al mijn buitenlandse vrienden mee naar toe
nam, om de prachtige verhalen van dijken en molens en van de Hollandse
waterlinie aanschouwelijk te maken zonder er enige moeite voor te hoeven doen.
Nam, want de polder wordt volgegooid met miljoenen tonnen zand. Er komt een
woonwijk. De ergste dingen verzin je niet: die gebeuren gewoon.
Hetzelfde type minkukels wil nu ook het IJmeer
en het Markermeer volbouwen. Een weg over het water, een spoorlijn, een dijk,
en woonwijken, 'Almere buitendijks' godbetert, alsof het binnendijks al niet
erg genoeg is. Er zijn verschillende alternatieven verzonnen, maar geen enkel
houdt de waarde van het lege landschap duurzaam in stand. Het bizarre mantra
dat 'groei moet' heeft iedereen in de houdgreep, zelfs veertig jaar nadat de
Club van Rome al aantoonde dat die wapenkreet het einde alleen maar sneller
dichtbij brengt. Het schitterende licht dat ooit onze gouden eeuw bescheen en
tot op de dag van vandaag de waarde van onze grootste schilders bepaalt, moet
zo snel mogelijk worden gedoofd, opdat het zwakke peertje in de lege schedels
van politici en projectontwikkelaars voor de nieuwe zon kan worden aangezien,
die alle échte natuur overbodig maakt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten