28 augustus 2012

Feanwâldsterwâl, 1963

Dit is het eerste verhaal van een autobiografisch vijfluik over de lege landschappen die mij in de loop van mijn leven geïnspireerd hebben.


Daar, achter het spoor, voorbij het wak onder de spoorbrug waar alleen de allersnelste, de allerstoerste jongens overheen durven te springen, begint het Bûtenfjild. Oneindig onland van gras en riet en water, bijna tot aan de zeedijk, waarvan ik het bestaan alleen ken van de grote wandkaart in de klas op school. Kleine, verre dorpen liggen er in het Bûtenfjild: Readtsjerk en Oentsjerk, maar die zijn ver achter de horizon. Onder de spoorbrug door zie ik alleen maar grijzen, zover het oog reikt, en het zwarte ijs, dat blinkt en lonkt. De weiden zijn wit, er ligt een halve meter sneeuw overal. Alleen tot aan de spoorbrug is het ijs schoongeveegd. Daarachter, waar het Bûtenfjild begint, is er veel sneeuw overgestoven, maar ik zie ook glêsiis glinsteren, met wolke-iis en snij-iis ertussen.
Ik ga in de wal zitten en doe mijn schaatsen opnieuw onder. De houten doorlopers glijden altijd onder mijn laarzen vandaan, zodat je binnen een kwartier aan het krabbelen bent, maar vanmorgen heeft vader in elke schaats vier spijkertjes geslagen, tot aan de helft erin, en daarna de koppen eraf geknepen met de nijptang. Als ik mijn laarzen goed op de schaatsen zet, dringen de spijkertjes een stukje in de zolen. Nu blijven de schaatsen goed zitten en hoef ik alleen de riemen af en toe opnieuw vast te maken.
Het Bûtenfjild lonkt. Jammer genoeg mag ik daar nog niet komen. Ik ben acht, moeder heeft het verboden: te ver weg, te gevaarlijk. Bovendien kan ik niet over het wak springen, of over de spoordijk klúnen. De wind snijdt hier ook veel harder in je gezicht dan tussen de boerderijen, als je het Bûtenfjild in rijdt moet je wel heel goed tegen de kou kunnen. Morgen is het Elfstedentocht. Iedereen praat erover. Bij de Lemmer zijn ze met auto's op het IJsselmeer geweest, tot het begon te kraken en iedereen alle kanten op stoof. Het zal wel heel koud worden, het is guur en de oostenwind staat hard door over de velden, maar dat geeft die kerels niks, die schaatsen gewoon door ook al is het nog zo koud, ze springen gewoon over de wakken heen. Veel van die hardrijders hebben al hoge noren, dat is nog beter dan Friese noren, die weer veel beter zijn dan mijn doorlopers, maar ja, die mannen flitsen ook door de vlakte.
Ik draai me om en schaats terug naar de Streek. Onder de brug bij het café is geen wak, al is het ijs daar wel wat dunner. Onder de vele battes naar de boerderijen en de brêchjes over de Wâl is het ijs dik genoeg. Het gaat goed, ik schaats steeds beter. Ik ben trots. Goed schaatsten kon ik tot vandaag nog steeds niet. Het bleef altijd bij wat kabbelen op de ijsbaan. Maar vandaag, op het lange stuk van de Wâl, gaat het als de wind. Ik maak lange slagen, links, rjochts, links, rjochts, links, rjochts. Alleen af en toe als ik in een scheur schaats val ik nog. Ik kan de hele Wâl afschaatsen zonder moe te worden, en dan weer terug, naar de spoorbrug, waarachter de wijde verte wacht. De hele middag blijft het Bûtenfjild lonken, maar ik blijf aan de goede kant, werkend aan mijn slag. Die gaat steeds beter, ik krijg het gevoel alsof ik vlieg. In het schemerdonker schaats ik op huis aan, helemaal in de ban van de snelheid en het evenwicht. Het licht van de straatlantaarns werpt een gelig schijnsel over het ijs, en iedere keer als ik er één voorbij kom, komt mijn schaduw me achterop en haalt me in, rijdt voor me uit, langer wordend tot hij weer vervaagt. De eerste keer schrik ik, maar dan raak ik er aan gewend. Het wordt een spel, alsof we met z'n tweeën schaatsen, om het hardst naar huis. Alles glijdt nu, het schaatsen gaat vanzelf, ik verbeeld me dat ik harder ga dan op de fiets. In gedachten schaats ik door het Bûtenfjild, links, rjochts, links, rjochts, helemaal naar de Loadehel en naar de Wiel en de Swarte Broek, waar het zwarte glêsiis zich uitstrekt tot aan de horizon, en dan terug, over de Mear en het Mûzeryd, tussen de hoge sneeuwwallen door, links, rjochts, links, rjochts, door de oneindige sneeuwvlakte, dansend met mijn schaduw.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten