13 december 2012

Vertrouwen


Bram Moszkowicz wordt opnieuw berispt. Hij heeft een rechter beledigd. Misschien wel de meest arrogante advocaat van dit land (“Bent u niet te groot geworden voor Nederland?” – “Ik zal dat niet tegenspreken.”) viel al eerder van zijn voetstuk door malversaties en minachting van de magistratuur; in die zin is dit incident slechts een van de vele nagels aan zijn doodskist. Ik zal er niet om rouwen, al zal ik ’s mans bijzonder gemaniëreerde taalgebruik wel missen: in dat opzicht is Moszkowicz een curiosum.
Mag je de magistratuur minachten? Niet  in het openbaar blijkbaar. Toch lijkt daar soms wel reden toe. Het proces-Wilders was geen fraai staaltje van rechterlijke onafhankelijkheid, en ook in de Chipsholzaak  wordt aan het kwestieuze optreden van enkele rechters nauwelijks meer getwijfeld.
Onlangs mocht ik een spraakmakende rechtszaak meemaken. Het optreden van het openbaar ministerie en enkele rechters vond ik weinig vertrouwenwekkend.  Waar feitenkennis een eminente rol speelt, verwacht ik dat er goed naar die feiten wordt gekeken en geluisterd. Het tegendeel bleek echter het geval. De verdachten, die zich geconfronteerd zagen met een eis van 18 jaar cel voor een zeven jaar eerder plaatsgevonden vergrijp waarbij het corpus delicti ontbrak, op basis van een onderzoek waar nogal wat op aan te merken viel, werden geconfronteerd met een officier die haar ondeskundigheid openlijk etaleerde, maar desondanks met grote stelligheid feiten en interpretaties door elkaar haspelde en bewijzen construeerde die enkel op onzekerheden gebaseerd waren. Van de kant van de rechters kwam geen kritiek.
Nu heb ik allerminst de neiging om op hun stoel te gaan zitten, maar toch had ik een andere houding verwacht. Ik vermoed dat als Bram Moszkowicz het als advocaat had mee mogen maken, hij daar in heel wat scherpere bewoordingen over geoordeeld had. Dat was hem dan ongetwijfeld op nog een berisping komen te staan. Ik heb niks met Bram. Maar daarom heeft hij nog niet altijd ongelijk.
Omdat de magistratuur zo’n grote rol speelt in de trias politica, is het vertrouwen er in van eminent belang.
Dat dat vertrouwen aan het afkalven is, staat nauwelijks ter discussie. Dat de rechterlijke macht daar zelf aan bijdraagt door op iedere aanval hooghartig of krampachtig te reageren, lijkt me ook duidelijk.
Hoe bouw je aan dat vertrouwen? Natuurlijk in de eerste plaats door kwaliteit te leveren, maar zeker even belangrijk in deze tijd zijn transparantie, verantwoordelijkheid en integriteit. Persofficieren doen nuttig werk, maar het zou het OM sieren als ze meer ruimte kregen om uit te leggen wat voor de burger onbegrijpelijk is en dus wantrouwen in de hand werkt. Ook rechters kunnen meer verantwoordelijkheid nemen en beter uitleggen wat ze doen. Niet door een schertsfiguur door het land te laten rijden of een televisieshowtje op te voeren, maar door hun vonnissen zo te schrijven dat niet alleen iedereen ze kan begrijpen, maar dat ook de rechtvaardigheid ervan glashelder wordt verantwoord. Ik begrijp de koudwatervrees, maar er zit weinig anders op. Tenslotte lijkt het me evident dat iedereen in het gerechtelijke circus aan wiens integriteit wordt getwijfeld, ogenblikkelijk de eer aan zichzelf houdt. Laten zien dat positiebehoud geen rol speelt is voor iedere beroepsgroep de beste manier om vertrouwen te (her)winnen. Dat geldt voor de rechters Kalbfleisch en Westenberg in hoge mate. Misschien geldt het zelfs wel voor rechtbankvoorzitter Van Oosten.  Maar in ieder geval geldt het voor Mr. Bram Moszkowicz.

04 december 2012

Leegte


Lezend over de jongste politieke voornemens aangaande de moooiste landschappen die dit land rijk is, waait de muffe walm van slechtgeluchte leeghoofden mij als een lauwe landwind tegemoet. Hoe oud ik ook word, nooit zal ik wennen aan de verbijsterende monomanie van overijverige mannetjes en vrouwtjes die als gedrogeerde neuroten alle hoeken, ieder gat en elke kier van ons lage land vol proppen met hun schreeuwerig hoge betonnen keutels, hun asfaltverafgoding en hun herinrichtingsclichees. Al word ik tegelijkertijd geteisterd door Parkinson, Bechterew en Creutzfeldt-Jakob, dan nog zal ik de bezem niet schuwen om de stal uit te mesten waarin grondspeculanten, projectontwikkelaars en plaatselijke politici zich wentelen in de uitwerpselen van hun gedeelde corruptie en kortzichtigheid.  
In één inbox vind ik maar liefst drie noodkreten die mij ertoe brengen om als de bliksem mijn handtekening te zetten onder evenveel steunbetuigingen aan sympathieke vechters-tegen-de-bierkaai. Ik houd niet van dat soort acties, wetend hoe vruchteloos ze doorgaans zijn, maar mijn geweten speelt op; ik moet wel, want aan de zijkant blijven staan en toekijken is versagen, en voor versagen ben ik nog veel, véél te jong.

Altijd als ik de Brandaris in de verte zie opdoemen met dat prachtige dorpje aan zijn voeten, de lage huisjes tegen het hoge duin, de bomen daarboven, de glooiïngen van het naar zee aflopende eiland, dan wordt het stil om me heen. Mijn gasten leunen dromerig over de reling en laten het schitterende panorama op zich inwerken alsof ze nog nooit zoiets moois gezien hebben. En vaak is dat ook zo. Ik ben zelf geen eilander, maar de aanblik van West is een vorm van thuiskomen, in een schoonheid die tegelijk oerhollands klein en onnederlands groots is.
Nu heeft een projectontwikkelaar de grond naast het mooiste strandpaviljoen van Nederland, de Walvis, opgekocht om er modernlelijke appartementen van minstens drie woonlagen hoog neer te zetten. De plaatselijke wethouder, die dus óf omgekocht óf stapelkrankzinnig is, vindt dit een goed plan en wil vergunning verlenen. Wég Terschellinger horizon. De ergste dingen verzin je niet: ze gebeuren gewoon, alsof het niets is.
In het randstedelijke groene hart proberen de pindabreinen van de plaatselijke politiek al jarenlang elke lege ruimte te annexeren. Vlak naast mijn woonplaats, soezend tussen de niveauverschillen van een kronkelende getijderivier en de ringvaart, ligt het diepste punt van Nederland, nee zelfs van heel Europa: een wonderschone oerpolder met weilanden en vaarten en verspreide boerderijen, waar ik al mijn buitenlandse vrienden mee naar toe nam, om de prachtige verhalen van dijken en molens en van de Hollandse waterlinie aanschouwelijk te maken zonder er enige moeite voor te hoeven doen. Nam, want de polder wordt volgegooid met miljoenen tonnen zand. Er komt een woonwijk. De ergste dingen verzin je niet: die gebeuren gewoon.

Hetzelfde type minkukels wil nu ook het IJmeer en het Markermeer volbouwen. Een weg over het water, een spoorlijn, een dijk, en woonwijken, 'Almere buitendijks' godbetert, alsof het binnendijks al niet erg genoeg is. Er zijn verschillende alternatieven verzonnen, maar geen enkel houdt de waarde van het lege landschap duurzaam in stand. Het bizarre mantra dat 'groei moet' heeft iedereen in de houdgreep, zelfs veertig jaar nadat de Club van Rome al aantoonde dat die wapenkreet het einde alleen maar sneller dichtbij brengt. Het schitterende licht dat ooit onze gouden eeuw bescheen en tot op de dag van vandaag de waarde van onze grootste schilders bepaalt, moet zo snel mogelijk worden gedoofd, opdat het zwakke peertje in de lege schedels van politici en projectontwikkelaars voor de nieuwe zon kan worden aangezien, die alle échte natuur overbodig maakt.

Ik houd van de leegte. Ik ben een Nederlander in hart en nieren. Het lage, open landschap inspireert me, ik zou op het wad kunnen wonen. Ons kostbaarste erfgoed én ons unique selling point is het lage licht boven het wijde water en de wolken boven de polders en weiden eromheen. Dat volbouwen is een vorm van kapitaalvernietiging die langer zal nadreunen dan de crisis waarin we nu heten te verkeren. Maar ja, vertel dat eens aan iemand onder wiens schedeldak een paar korrels verstand wanhopig een woestijn van kortzichtigheid proberen te vullen. De ergste dingen verzin je niet: die gebeuren gewoon.