21 februari 2012

De Horizon is een cirkel

Een goede vriend las mijn interviews en daagde me uit 
om eens zo’n vraaggesprek met mezelf te voeren.
Het resultaat is dit spiegelinterview.

Hij noemt zichzelf schrijver, zeiler en coach. Drie bezigheden, drie passies. Zijn bedrijf ‘Panta Rhei’ is gecertificeerd als Servant Leadership Center. Het uitdagen van talent is zijn grootste plezier, maar om met zijn eigen talent samen te vallen vindt hij de grootste uitdaging van allemaal. ‘Je moet niet te bang zijn om jezelf steeds opnieuw uit te vinden.’ Het portret van een ontdekkingsreiziger.

            ‘Er is een groot verschil tussen de mensen die het midden opzoeken en mensen die liever aan de rand verkeren. Veel mensen houden van het midden, van stabiliteit. Het midden is het gebied van de zekerheden. Ik ben iemand van de rand. Centrifugaal. Ik houd juist van verandering. Een beroep op mijn creativiteit slingert mij altijd meteen naar de buitenkant van de cirkel. Op de rand van mijn comfortzone voel ik me prettig. Dat is het grensgebied waar zekerheden en dogma’s plaats maken voor vaagheid, fuzziness, zoals de chaoswetenschappers zeggen. Ik improviseer graag en kan woekeren met weinig. Als de dingen ‘vaag’ worden, heb je een 3600 bewustzijn nodig. Dan moet je het hebben van de kleine signalen. Op zee is het zelfs op een glasheldere dag nog op een bepaalde manier vaag. Je moet heel goed kijken om in de verte die ene boei te ontwaren die net boven de kim uitpiekt.  Elk stipje op de horizon, elke verkleuring van de lucht, elke verandering in het golfpatroon kan veelzeggend zijn. Ik houd ervan om met die kleine signalen aan de slag te gaan tot er iets werkbaars, iets tastbaars uit ontstaat. Dat doe ik op zee, maar net zo goed in mijn werk als coach, en ook als ik een column schrijf. Hoe opener je horizon, hoe meer mogelijkheden. Er zijn duizend wegen die naar Rome leiden. Veel mensen denken dat de horizon een lijn is waar je over heen moet, een punt dat je moet passeren om iets te bereiken. Dus zetten ze een kaarsrechte koers uit en geven gas. Ik vind het gebied ervóór net zo interessant als het gebied erachter, en realiseer me graag dat als ik me omdraai, in welke richting ook, er altijd een horizon is. En hoe ver ik ook reis, die horizon is eeuwig. Dat verruimt mijn blik.’

Veelzijdigheid
            Als ik aanbel, staande op het bruggetje dat over de stille gracht naar zijn voordeur leidt, bedenk ik me dat Peter Fokkens dan wel niet meer op een schip woont, maar dat het monumentale pand dat nu zijn thuis is toch maar mooi met de voeten in het water staat. Terwijl hij me voorgaat naar zijn appartement, vraag ik hem of hij een beetje kan wennen tussen de bakstenen. Hij heeft er geen moeite mee, zegt hij: ‘Ik heb drieëndertig jaar op de Panta Rhei gewoond en gewerkt, maar de switch naar wonen aan de wal viel heel erg mee. Ik ben in de loop der jaren wel gewend geraakt aan verandering.’
            Verandering staat hem inderdaad op het lijf geschreven. Zijn curriculum vitae is een treffend voorbeeld van wat ‘een gevarieerde loopbaan’ heet: leraar, therapeut, schoolleider, woordvoerder, manager, consultant, schrijver, zeiler, coach. De opsomming is waarschijnlijk niet eens uitputtend. Is hij een zoeker of een dwaler? Een man van verschillende talenten of iemand van twaalf ambachten en dertien ongelukken? Ik vraag hem ernaar. Hij lacht.
            ‘Daar kun je op twee manieren naar kijken. Een kennismaking verloopt vaak langs de vraag wat de ander voor werk doet. Je kunt ook vragen wie die ander is. Die laatste vraag kwam al toen ik een jaar of twee, drie was. Het is de vroegste bewuste herinnering die ik heb en hij is me bijgebleven alsof het gisteren was. Ik sta in de box; mijn broertje is ergens anders in de kamer aan het spelen, mijn moeder staat te strijken. Ik hou mezelf overeind aan de spijlen van de box en kijk naar ze, en opeens krijg ik een rare gedachte: “Waarom ben ik ‘ik’, en wat is dat ‘ik’ dan? Waarom zit ik in dit lijf, in dit hoofd? Waarom ben ik mijn moeder niet, of mijn broer?” Veel meer dan een gevoel zal het op die leeftijd niet geweest zijn, maar dat gevoel was overweldigend. Het was alsof die vraag vanuit de ruimte op me neerdaalde. Sindsdien ben ik hem blijven stellen. Het antwoord is elke keer weer anders, maar het beeld wordt steeds duidelijker.
In alle bezigheden die je noemt heb ik tussen de vier en de acht jaar gewerkt; voldoende om er goed in thuis te raken, maar dat voelde niet altijd zo. Soms verlangde ik naar één duidelijk talent waarmee ik me kon identificeren. Maar mijn talenten samen vormen juist het mozaïek dat mij als mens compleet maakt. Daar ben ik gaandeweg achter gekomen.’  
            Hij lacht. ‘Inmiddels kan ik wel een paar dingen noemen waar ik goed in ben. Die staan op mijn visitekaartje. En het is inderdaad veelzeggend dat het drie dingen zijn, en niet één. Die veelzijdigheid is míjn kwaliteit, mijn talent. Daardoor kan ik zaken en mensen met elkaar verbinden. Het is een uitdaging om volledig met dat talent samen te vallen.’

Nuances
            Terwijl ik luister, bedenk ik me hoeveel moed ervoor nodig is om jezelf zo vanaf de grond af aan uit te vinden. Het zal dezelfde moed zijn die maakt dat hij op mijn wat plagerig gestelde vraag zo’n kwetsbaar antwoord geeft. Zijn openhartigheid is ontwapenend. Hij houdt weinig terug, is eerder een gever dan een ontvanger. Ik realiseer me dat hij daar mee speelt, mee flirt zelfs. Welke relatie is er tussen het geven, zichzelf niet terughouden en zijn specialisatie in dienend leiderschap? Het antwoord op die vraag is onverwacht.
            ‘Mijn interesse voor servant leadership is een zoektocht naar nuances. Tussen de extremen van wat iedereen als “goed” of juist als apert “slecht” leiderschap definieert, zit een enorm groot gebied. Op het gebied van leiderschap worden misschien veel fouten gemaakt, maar de meeste daarvan zijn niet het gevolg van een slechte inborst. Met een goede inborst ben je er alleen nog niet. Je moet je goede bedoelingen weten over te brengen. Dat is een verhaal van nuances. Een subtiel spel tussen gever en ontvanger. Ik zelf kwam daarin terecht door de taal.  Als jongetje uit een intellectueel gezin groeide ik op in een dorpscultuur waar het gesproken woord niet in hoog aanzien stond, maar fysiek geweld was er genoeg. Op de lagere school waren lijfstraffen nog heel gewoon en de kinderen onder elkaar vochten wat af. Ik was een tengere bebrilde nerd. Als er gevochten moest worden, was ik nergens. Dat heeft me heel wat blauwe plekken opgeleverd, en dus ontwikkelde ik een ander wapen. Tweetalig en hoogbegaafd beschikte ik al snel over een woordenschat waarmee ik anderen zoveel pijn doen dat ze mij niet meer aanraakten. Dat werkte, maar het gaf me ook een schuldgevoel. Mijn calvinistische opvoeding leerde me bepaald niet om in het reine te komen met de slechte kanten in mezelf.
Onzekerheid leidt tot overkill. Ik schoot vaak door, wist nog niet hoe ik dat talent, als je het al zo kunt noemen, kon doseren. Toen ik dat na veel vallen en opstaan onder de knie had, kreeg ik ook opeens door hoe je de nuances in de taal kunt gebruiken om het verschil te maken tussen een negatieve of een positieve uitkomst. Dat zit ‘em in heel kleine dingen, maar het verschil dat je ermee kunt maken is enorm.’
            Het is even stil. Hij wrijft over zijn kin, kijkt uit het raam. Het lijkt of hij zijn woorden van zojuist opnieuw weegt. Sowieso formuleert hij zorgvuldig. Soms vertelt hij een verhaal zoals hij schrijft, met beginnetjes die werken als teaser  voor het komende plot. Ook dit verhaal blijkt een inleiding.
            ‘Veel mensen die een hoge positie hebben zijn bang om te vallen. Ze hebben erg hun best gedaan om aan de top te komen, en het feit dat ze boven de anderen staan verschaft hen zekerheid. Maar die zekerheid is schijn. Uiterlijk zijn ze zelfverzekerd, maar onderhuids borrelt de angst. Dus gaan ze het midden zoeken; het gebied van de zekerheden, maar in hun functie is alles complex en dus kunnen ze nooit alles onder controle krijgen. Dat heeft tot gevolg dat ze gaan manipuleren, in feite om die angst er onder te houden. Begrijp me goed, ze doen dat niet omdat ze niet deugen, maar omdat ze geen ander arsenaal tot hun beschikking hebben. Die manipulatie is hun overlevingsmechanisme. Het is een subtiel spel met macht, maar vaak niet eens om de macht zelf.
Dienend leiderschap maakt een eind aan die machinaties van de macht. Als dienaar plaats je jezelf niet boven de anderen en is er dus ook geen angst om te vallen. Maar om dat te bereiken moet je je af durven vragen wat dienen in de kern betekent, en of je dat wel aankunt. Vergis je niet: dienen is allesbehalve soft. Het is een spijkerharde confrontatie met jezelf. Met waar je nog boven wilt liggen, en waar je die zekerheid van de top dog kunt loslaten. Daar waardevrij naar leren kijken, jezelf iets gunnen en vrienden worden met je eigen demonen, maar ze ook hun plaats wijzen en doorgaan op je weg.
Dienend leiderschap is weten waar je jezelf beter in kunt terughouden, en wanneer het belangrijk is om je als leider te laten zien. En geloof me, er wordt vaker terughoudendheid gevraagd dan nadrukkelijke aanwezigheid, maar dat betekent niet dat je jezelf niet moet laten zien. Als leider stel ik me dienend op, maar als persoon houd ik mezelf niet terug. Juist mijn kwetsbaarheid zorgt ervoor dat ik me met andere mensen kan verbinden, en dat is nodig voor het leiderschap dat ik ambieer. Kwetsbaarheid is niet iets wat je voor je privéleven kunt reserveren, die wordt in je werk net zo goed gevraagd. Als het om leiderschap gaat, góed leiderschap, dan zit daar geen licht tussen.’

Innerlijk kompas
            Hoewel hij er niet veel over praat, is in zijn werk het zeilen alomtegenwoordig. Vaak verweeft hij in zijn eigen artikelen scherpe, ironische observaties van de condition humaine met zeemans- en zeilverhalen. Bovendien ontwikkelde hij Windrooscoaching, een coachconcept dat volledig gebouwd is op nautische metaforen. Wat heeft het zeilen te maken met coaching en leiderschap? Het antwoord laat niet op zich wachten.
            ‘Veel, zo niet alles. Ik had al veel leiding gegeven toen ik aan een professionele loopbaan als schipper begon, maar mijn ervaringen op zee hebben me méér geleerd over leiderschap dan al mijn ervaringen en opleidingen daarvoor. Zeilen dwingt je bijvoorbeeld om contact te maken met zowel je angst als je moed. Dat heeft alles met persoonlijk leiderschap te maken. Als ik nog in de haven lig en ik word wakker van het onheilspellende gefluit van de wind in het want, dan krijg ik nog altijd onmiddellijk een wee gevoel in mijn buik. Maar als ik eenmaal buitengaats ben, dan valt dat weer weg. Dan maakt het denken plaats voor handelen en intuïtie. Om die stap naar buiten te maken, die angst voor het onbekende te overwinnen, daar is moed voor nodig. Dat weeë gevoel is er niet voor niets; het houdt je scherp, maar je moet er wel doorheen.
Als schipper of kapitein sta ik in mijn kracht. De dans met de elementen geeft je heel sterk het gevoel dat je leeft, of het nu windstil is of stormt. Je ervaringswereld wordt voor even teruggebracht tot de besloten ruimte van het schip. Daarbuiten valt alles weg, maar aan boord maak je alles mee wat je elders ook tegenkomt. En de buitenwereld, het schitterende waterlandschap, of dat nu ver op zee is of dichtbij op het wad, is alomtegenwoordig, zonder dat het om commentaar vraagt. Het is er en het vraagt jou om het beste uit jezelf te halen, maar zonder het in je gezicht te schreeuwen. Het is er gewoon. Ik vind het geweldig om daar deel van uit te mogen maken.
Het spel met de mensen is minstens even boeiend. Het leven aan boord nodigt uit tot een vanzelfsprekende diepgang waar je op andere plaatsen vreselijk je best voor moet doen. Ik ga graag de diepte in en ben op mijn best als ik mensen kan uitdagen om hun onvermoede kwaliteiten te laten zien. Het zeilen leent zich daar geweldig voor. In velerlei opzicht, trouwens. Ik heb een van mijn zwaarste reizen, ver weg in de zuidelijke oceaan, gemaakt als stuurman onder iemand die in technisch opzicht zonder twijfel behoort tot de beste kapiteins ter wereld. Dat zeg ik zonder aarzeling,  maar in sociaal opzicht heb ik het ongelooflijk moeilijk met haar gehad. Als leider van haar team slaagde ze er die reis niet in om de boel bij elkaar te houden en zowel haar worsteling als haar falen waren hartverscheurend om mee te maken. Het maakte niet alleen haar, maar de tekorten van ons allemaal pijnlijk zichtbaar. Zij heeft me meer aan het twijfelen gebracht over mijn bestaansrecht dan ieder ander die ik heb ontmoet. De vierduizend zeemijlen die ik met haar heb gevaren, heb ik bij wijze van spreken in mezelf nog eens over moeten doen om mijn eigen leiderschap opnieuw een plek te geven. De inzichten die ik daardoor heb gekregen, zijn van onschatbare waarde gebleken, zowel voor mijn coachwerk als voor mijn denken over leiderschap. Ze zijn het innerlijk kompas geworden waarop ik nu vaar.’

Inzicht
            Het woord is gevallen. Het is een woord dat opduikt zodra het over persoonlijke ontwikkeling en leiderschap gaat. Coaches hebben het er vaak over en dan klinkt het alsof het iets is dat je kunt leren. Ik vraag hem of hij in staat is om zijn inzichten over te dragen. Hij krabt zich eens achter zijn oor, als om het begin van het volgende verhaal te vinden dat ergens in zijn hersenpan gereed ligt om verteld te worden.
            ‘Inzicht kun je niet afdwingen. Je kunt hooguit beseffen dat je het mist. Je kunt misschien zelfs nog verwoorden wat dat inzicht ongeveer in zal houden als je het eenmaal hebt, maar dat is iets heel anders dan dat het je eigen is. Ik vergelijk het altijd met een gesloten kamer waar je inzit. Je weet dat er ergens een deur zit, maar je kunt hem niet vinden, hoe je ook zoekt, de kamer blijft gesloten tot je wanhopig wordt van het zoeken naar een uitgang. En op een dag zit je in een hoekje voor je uit te kijken en opeens daagt het: dáár zit ‘ie! Je loopt naar de deur en stapt naar buiten. Het inzicht is er. Zomaar. En je vraagt je af hoe het in godsnaam mogelijk is dat je het niet eerder hebt gezien.
Maar dat zomaar is natuurlijk schijn. Er zijn allerlei voorwaarden die voor het dagen van dat inzicht vervuld moeten worden. Voor een deel zijn die bekend, maar een deel blijft verborgen, die moet je zelf zichtbaar  maken. Een goede coach kan je helpen om zoveel mogelijk bloot te leggen. Die laat zich meenemen in die kamer en probeert samen met jou de voorwaarden te vinden om er uit te komen.
Een voorwaarde is bijvoorbeeld noodzaak. Je moet de noodzaak in je donder voelen om verder te komen, maar het is niet de enige voorwaarde. Belangrijker is dat je ruimte weet te scheppen voor dat bepaalde inzicht waar je zo naar verlangt. De paradox is dat het verlangen je focus versterkt, maar ook vernauwt. Je gaat het steeds meer zoeken in de richting waar je het vermoedt, maar zo werkt het inzicht niet, dat houdt zich meestal verborgen in de hoek waar je het het minst verwacht. Ruimte scheppen betekent loslaten; je ideeën over de oplossing, dat wat je erover geleerd hebt, zelfs je verlangen ernaar. Het is als de liefde: een spel van aantrekken en loslaten. Als je teveel aan de ander gaat hangen, zal die proberen zich uit jouw greep te bevrijden, maar als je loslaat, komt de ander juist naar je toe. Met inzicht is het niet anders. Dat laat zich niet vangen in de structuur van bedoelingen en verlangens. Het is niet te managen. Er is juist veel van die fuzziness nodig waar ik het eerder over had, die vaagheid  waarin elk stipje betekenis kan hebben, maar waarin bekende betekenissen ook vervagen. Pas dan ontstaat er ruimte voor nieuwe inzichten. De kwantummechanica en de complexiteitstheorie leren ons dat dé waarheid niet bij voorbaat vastligt, maar dat hij daar is waar je hem toelaat. Fuzzy truth, de paradox van de echte waarheid. Ik vind dat op zich al een schitterend inzicht, mede omdat je er een leven over kunt doen om het te begrijpen.’

Beginnershart
            Zijn verhaal is aanstekelijk, maar zijn denkstappen zijn me soms te snel. Ik zie opeens die gesloten kamer voor me en besef dat de deur nog wel even zoek zal blijven. Toch wil ik het hem verder horen uitleggen. Wat heeft die fuzzy truth met coachen te maken? Hij kijkt me aan alsof hij die vraag al had verwacht.
            ‘Alles! Het is de basis van hoe ik naar mensen kijk. Het adagium dat er meerdere wegen naar Rome leiden wordt nergens zo duidelijk als in de menselijke natuur. Iedereen is verschillend en elk individu verschilt weer van dag tot dag, van uur tot uur. Mensen veranderen aan de lopende band en dat is prachtig. Panta Rhei is mijn levensmotto: alles stroomt. Het leven is beweging en nonlineair. Fuzziness is het kenmerk van het bestaan. Een coach helpt je om daar je weg in te vinden, niet zelden door simpelweg een stukje met je op te lopen en de juiste vragen te stellen. Zo’n coach wil ik graag zijn.
Eén van de redenen waarom ik een reputatie heb opgebouwd in het schrijven van interviewportretten, is dat ik me oprecht interesseer voor ieders individuele opvatting over wat waar is en wat niet. Als ik dan doorvraag naar hoe waar die waarheid eigenlijk is, blijkt hij vaak veel fuzzier te zijn dan iemand zelf wel dacht. Dat is ontzettend leuk; dan komen de echte vragen los.
Als coach verdiep ik me daarin. Het gevolg is dat de ander door mijn vragen zichzelf beter leert kennen en in contact komt met zijn diepere drijfveren. Dat geldt voor gecoachten en geïnterviewden in min of meer dezelfde mate. Ik daag mensen graag uit om dat contact te maken. Dat vraagt een intimiteit die ik willens en wetens opzoek. Ik gedij daar goed in.
Ruimte maken voor wat je wilt bereiken en het opruimen van de belemmeringen die je tegenhouden heeft alles te maken met het opzoeken van de rand van je comfortzone. Voor mij is dat het equivalent van vrijheid. Dat is de vrijheid die je aantreft op zee, waar zelfs het dek onder je voeten beweegt. In het Japanse bordspel Go worden de mogelijkheden die de stenen hebben om zich met andere stenen te verbinden vrijheden genoemd. Om dat soort vrijheid gaat het: de vrijheid om je met willekeurig wie of wat te verbinden en het weer los te laten. Om die vrijheid te zien heb je een onbevangen blik nodig die niet vertroebeld is door teveel zekerheden. Ik doe aan kyudo; zenboogschieten, een oude vorm van staande meditatie, die rechtstreeks is afgeleid van de Japanse samoeraitraditie, waarin die blik heel centraal staat, net als dat 3600 bewustzijn waar ik het eerder over had. Een vorm van bewustzijn alsof alles volledig nieuw is, en tegelijk in de volgende seconde weer voorbij kan zijn, als een herfstblad dat wegdwarrelt op de wind. Dat is een kunst die je nooit helemaal meester wordt, en daarin schuilt een belangrijke les. Mijn Japanse leermeester zegt daarover: never forget your beginners heart. Op het moment dat je denkt dat je het weet, vernauwt je geest zich en verlies je het zicht op de horizon. De horizon is een cirkel. Ik ben blij met wat er is en met wat ik kan en die wijde horizon is mij dierbaar. Ik wil mijn beginnershart niet verliezen.’