21 juli 2011

Godsbewijs


Kortgeleden had ik het helemaal gehad. Het was alsof de goden weer eens samenspanden en ik kreeg het sterke gevoel dat daarboven een sardonisch spelletje met me werd gespeeld.
Voor veel mensen verloopt het leven best wel logisch: je wordt geboren, gaat naar school, leert een vak, krijgt een baan, sticht al of niet een gezin, werkt door tot je pensioen, knutselt nog wat aan je hobbies en gaat dood. Zo hoort het.
Maar voor sommmige mensen verloopt het leven helemaal niet logisch. Zoals voor mij.
We waren met het schip van mijn partner Martine op de werf. Routineklus, zij het dat er wel wat werk op mij lag te wachten dat niet gemakkelijk aan anderen overgelaten kon worden: de afsluiters van de buitenwaterspoeling van beide toiletten moesten worden vervangen, de afvoer van de keuken was aan renovatie toe en er moest een vlakafsluiter in de machinekamer worden nagekeken. Dat klinkt allemaaal heel technisch en dat is het ook, maar waar het op neerkwam was dat ik een uurtje nadat we hoog en droog op de helling stonden het schip al op vier punten beneden de waterlijn open had liggen.  Even later werd ons meegedeeld dat de werf ons de volgende dag alweer in het water wilden hebben, terwijl we een kleine week hadden afgesproken: er was een schip dat zich onverwacht had gemeld en dringend omhoog moest. Dan kun je wel op je strepen gaan staan, maar in de praktijk betekent zo’n situatie compromissen sluiten. Dus moest ik minstens twee keer zo hard werken om alles op tijd klaar te krijgen. Dat lukte, maar toen we in de vroege woensdagochtend weer van de helling afgleden, ging er van alles fout, waardoor ook die dag  toch nog enorm stressen werd. De dag erop was het noodweer en bleven we verwaaid liggen, terwijl ik met restklussen tussen schip en werfwerkplaats op en neer rende. Op vrijdag scheen de zon. We haalden opgelucht adem en startten de motor; in de middag voeren we Gouda weer binnen en hoefde ik alleen nog maar de puntjes op de i te zetten. Dacht ik.
De puntjes op de i, dat is in dit geval: een toiletpot weer op zijn plaats zetten, de buitenwaterspoeling opnieuw aansluiten en de afsluiter opendraaien. Klusje van niks, tijd genoeg, dus ruim de gelegenheid om alles rustig en netjes af te werken. Maar het spoelen van een toilet met buitenwater (mooie ecologisch verantwoorde oplossing waar je aan boord van een schip goede sier mee kunt maken) is geen sinecure. Moderne spoelstopconstructies voldoen niet, want die raken bij het minste vuiltje in het water al volledig van de leg. (Niemand beseft dat als Nederland overstapt op grijs water voor het spoelen van het sanitair, iets wat beslist een keer gaat gebeuren, dat al die honderdduizenden toiletten die keurig achter tegelmuurtjes zijn ingebouwd, dan weer kunnen worden afgebroken, omdat binnen de kortste keren de spoelstopinstallatie compleet ontregeld is.) Dus heb ik een spoelkraan met zo’n rode drijver aan een metalen arm geïnstalleerd, die bij een volle spoelbak de kraan dichtdrukt. Een systeem dat aan de meest simpele wetten van de fysica gehoorzaamt; ouderwets maar volledigfoolproof. Nadat ik in alle rust de verschillende onderdelen van de spoelbak weer netjes op hun plaats heb geschroefd, probeer ik de pomp vast uit. Die werkt prima en de bak stroomt vol. Tot zover loopt alles zo als het hoort: logisch. De stress in mijn lijf van vier dagen keihard buffelen maakt plaats voor ouderwets klusplezier. Nu nog het armpje weer aan de spoelstopkraan zetten. Armpje in het daartoe bestemde gleufje, asje erdoor, veerringetje ervoor, klaar. Maar het armpje glijdt niet lekker in de gleuf en het asje wil niet door de gaatjes. Net nog wel, nu niet meer. Zes pogingen verder de net moeizaam vastgedraaide kraan weer losgeschroefd. Ik kijk alles na, er is niets aan de hand. Het armpje schuift moeiteloos in het gleufje en glijdt lekker heen en weer, het asje past vlot door het gaatje, wat is het probleem? Helaas kan de kraan alleen zonder armpje worden vastgeschroefd, dus asje en armpje weer los, kraan vastschroeven, armpje in de gleuf, asje erdoor… weer niet. Ik raak bezweet, terwijl het buiten zwaar bewolkt is. Met een Maglite tussen mijn tanden schuif ik het armpje in de gleuf, de gaatjes zitten in elkaars verlengde, asje ervoor, maar opnieuw wil het er niet doorheen. Wel verd…  Mijn geloof in de fysica begint te wankelen. Weer zes pogingen verder de kraan toch nog maar eens losgeschroefd. Tussen mijn schouderbladen voel ik kramp opkomen. Met de kraan in de hand glijdt het armpje in de gleuf als… nouja. Geen tijd voor fantasieën, want ik ben nu in het stadium van hoorbaar binnensmonds vloeken aangeland. Kraan weer vastgeschroefd. Nu lukt het opeens wel! Met een zucht van verlichting schuif ik het veerringetje om het asje, waarbij het, o wonder, niet eens vrolijk tinkelend uit mijn vingers springt om ergens achter een onzichtbaar richeltje definitief onvindbaar te worden!  De logica van het leven komt weer langzaam op gang. Zo, nu de schakelaar nog opnieuw installeren, en klik. Niks. Niks? Niks. Klik, klik. Klikklikklik. Niks.
En opeens is het op. Alle stress van de afgelopen dagen komt weer boven. Het leven is niet logisch meer, het is een chaos en een ramp. Mijn vermogen om stoïcijns naar logische oplossingen te zoeken is volledig opgebruikt. Ik zak moedeloos in elkaar, nadat ik eerst een hele trits goden hartgrondig naar hun respectievelijke hellen heb gewenst.
Toen ik net aan mijn eigen schip begon te sleutelen maakte ik aan de lopende band dit soort situaties mee. Ondertussen ben ik ruim dertig jaar verder. Je zou dus verwachten dat ik er mee om heb leren gaan, maar echt, het went nooit. Inmiddels smijt ik allang niet meer in blinde woede de moersleutels door de machinekamer, maar soms wordt het gebrek aan logica op cruciale momenten me toch nog teveel. Zoals nu. Dan wil ik dat alles in mijn leven ook eens verloopt volgens het ‘normale’ stramien; gewoon, logisch. Je wordt geboren, je leert een vak… Zoals techniek logisch moet zijn. Techniek gehoorzaamt aan natuurkundige wetten die ons begrip vaak te boven gaan, maar op de ijzeren logica ervan valt niets af te dingen en worden dagelijks heel wat ingewikkelder zaken dan toiletspoelinstallaties gebouwd, die niettemin steeds weer feilloos aan de grondregels van de fysica gehoorzamen. Als het net werkte en er is niets veranderd, dan moet het nu ook werken. Pompje + 24 Volt = Volle Spoelbak. Van die dingen. Kanniemissen, totdat ik zelf onderdeel word van de vergelijking, dan gedraagt het universum zich opeens niet logisch meer en kan opeens alles wat normaal alleen in fabels en sprookjes kan.
Zulke voorvallen zijn, kortom, het ultieme bewijs dat er méér is tussen hemel en aarde dan alleen de wetten van de fysica. God bestaat, maar hij heeft een raar gevoel voor humor.

06 juli 2011

Strafbare armoede

Het artikel van Matthias Smalbrugge, in Trouw van afgelopen zaterdag, trof mij als een slag in het gezicht. Smalbrugge is hoogleraar Europese Cultuur en Christendom aan de VU en maakt zich in zijn stuk kwaad over het CDA, dat in zijn ogen ruggegraatloos meeheult met de rechts-rabiate herwaardering van het ‘ieder voor zich en God voor ons allen’.
Om dat uit te leggen maakt hij op een verrassende manier gehakt van een beroemd Bijbelverhaal: de gelijkenis van de talenten. Vergeten of nooit gehoord? Een heer gaat op reis en geeft ieder van zijn drie werknemers het beheer over een deel van zijn vermogen. De eerste krijgt vijf talenten (een talent is een forse som geld), de tweede twee en de derde één talent. De eerste twee gaan hard aan het werk en verdubbelen hun talenten, maar de derde doet niet mee: hij stopt het geld onder de grond. Als de heer terugkeert van de reis, vraagt hij zijn werknemers om verantwoording af te leggen. De eerste twee worden uitvoerig geprezen en krijgen er nog geld bij. De derde houdt echter een opstandig betoog: hij vindt dat de meester oogst waar hij niet zelf gezaaid heeft en weigert om daar aan mee te doen. De meester is not amused en straft zijn onwillige dienaar, door hem zijn ene talent af te nemen en dat aan de man te geven die het meest voor hem verdiend heeft.
Als iemand bij wie de boodschap dat je moet woekeren met je talenten, onuitwisbaar in zijn DNA gegraveerd staat, ben ik eraan gewend dat je daarop wordt afgerekend. Smalbrugge herkent dat als een onderliggend Leitprinzip voor de inrichting van onze samenleving, en hij verzet zich daar heftig tegen. Het dogma dat er met talenten gewoekerd dient te worden, gaat uit van de maakbaarheid van succes. Volgens Smalbrugge leidt die exponent van het kapitalistische maakbaarheidsdenken tot een onmenselijke pervertering: in plaats van een mogelijkheid wordt het een dure plicht om je talenten, wat die ook mogen zijn, optimaal te verzilveren, als het even kan ten dienste van het ganse mensdom.
Dat lijkt op een denkwijze die twintig jaar geleden opgeld deed in new age-kringen, maar al snel genadeloos werd neergesabeld door publiciste Karin Spaink, in haar boek ‘Het Strafbare Lichaam’. In die denktrant is er voor praktische iedere ziekte een geestelijke oorzaak. Spaink concludeerde dat volgens deze opvatting ziekte ‘tussen de oren zit’, een negatief construct dat naar believen vervangen kan worden. Wie er niet in slaagt om dat andere, positieve construct te installeren, is dus schuldig aan zijn eigen ziekte. Spaink, zelf MS-patiënt, kon daar terecht furieus om worden.
Smalbrugge legt dezelfde boosheid aan de dag: hij stelt dat die laatste man in het Bijbelverhaal terecht in opstand komt tegen de doctrine dat je het verzilveren van je talenten altijd zelf in de hand hebt. De boodschap van het verhaal, volgens Smalbrugge, ligt niet in de waarheid van die doctrine, maar in het pleidooi voor humaniteit, dat het verzet ertegen vertegenwoordigt.
Die uitleg overrompelde mij. Enerzijds vormt hij de ontkenning van wat misschien wel het laatste dogma in mijn leven is; anderzijds is juist deze uitleg een troostende arm om de schouder van hen die wel begiftigd zijn met talent, maar dat om mysterieuze redenen niet weten om te zetten in veel materiële welvaart. In mijn directe omgeving ken ik een aantal van zulke mensen, zelf ben ik ook nooit rijk geworden van mijn talenten. Dat is geen gemakkelijk lot; ‘verzilvering’ heeft een bijna exclusief financiële connotatie en je wordt gauw scheef aangekeken als je je immateriële gaven niet weet te vertalen in materieel succes. De doctrine van de talenten is tot in het grondwater van onze samenleving doorgesijpeld, en wie zich gedraagt als die laatste man, wordt al snel verdacht van luiheid en en onverstand en bovendien gemeden als de pest; het kon eens besmettelijk zijn. Armoede is strafbaar geworden.
In Smalbrugges uitleg vond ik daarom, ik kan het niet anders formuleren, iets van genade.
Ik realiseerde me, dat de vraag wat iemands meest wezenlijke talent is en wat ‘verzilvering’ van dat talent precies inhoudt, veel te weinig gesteld wordt. Toch begint de groei van mensen met die vraag. Wie stelt hem als eerste?

05 juli 2011

De Positieve Uitzondering

In het Centrum Media & Gezondheid in Gouda vond gisteren een expertmeeting plaats, gewijd aan  Positive Deviance. De middag werd begeleid door een goede vriend, de amerikaanse hoogleraar Arvind Singhal, één van dé pioniers op het gebied van Entertainment-Education en Positive Deviance; twee intrigerende methodieken om te werken aan sociale verandering. Om uit te leggen wat Positive Deviance (PD) is, zal ik iets vertellen over ons kennismakingsrondje. Arvind vroeg ons om een onbekende te zoeken en die iets te vertellen over een vorm van ‘micro-gedrag’ dat we kenden uit eigen ervaring en dat voldeed aan de volgende kwalificaties: afwijkend van de ‘norm’ en toch heel effectief. Mijn gesprekspartner vertelde dat zij een nieuwe huisarts had, die bij het eerste consult niet op- of omkeek van zijn computerscherm. Zij zweeg, net zolang tot hij haar aankeek. Zodra hij oogcontact maakte, begon zij te vertellen; maar als hij wegkeek om te gaan typen, hield ze weer op. Na drie keer had hij het begrepen en schoof hij zijn toetsenbord opzij om het gesprek echt met haar aan te gaan. Ik vertelde haar op mijn beurt van mijn buurman, een querulant die er behagen in schept om vijanden te maken in de buurt. Toch kan ik uitstekend met hem opschieten, doordat ik steeds als ik hem ontmoet, hem eerst al zijn verhalen laat vertellen. Dat duurt meestal heel lang, maar ik bied geen tegenweer en luister met oprechte belangstelling tot hij uitgesproken is. Daarna is het altijd heel gemakkelijk om alles te regelen wat ik met hem wil regelen.
Beide voorbeelden gingen over hoe wij zelf de ‘positieve uitzondering’ kunnen zijn, waardoor ons gedrag effectiever wordt dan wat ‘normaal’ gevonden wordt. ‘Normaal’ is dat je  accepteert dat een arts jou misschien niet aankijkt tijdens een gesprek, maar daardoor zal hij je klacht ongetwijfeld ook minder goed in zich opnemen en begrijpen. ‘Normaal’ is ook dat je iemand die eindeloos tegen je leegloopt, probeert te onderbreken om zo snel mogelijk je punt te maken, maar daardoor blokkeer je de energie van de ander, die dan minder geneigd zal zijn om met je mee te werken.
Deze voorbeelden op micro-niveau kunnen gemakkelijk worden aangevuld met indrukwekkende macro-resultaten. Arvind vertelde een prachtig verhaal over hoe in Vietnam het probleem van ondervoede kinderen werd aangepakt door op zoek te gaan naar de moeders die er tegen alle verwachtingen in zonder bijzondere hulpbronnen in slaagden om hun kinderen goed gevoed te houden, en door na te gaan wat zij anders deden dan hun minder succesvolle landgenotes. Dat bleek een viertal simpele, maar toch uitzonderlijke gedragingen te zijn: de dagelijkse hoeveelheid eten opdelen in meerdere kleine porties, zelf het voedsel toedienen in plaats van het simpelweg voor het kind neer te zetten, vers aardappelloof meekoken, en kleine schaaldiertjes verzamelen op de rijstvelden en die meekoken. Door andere vrouwen systematisch dit nieuwe ‘afwijkende’ gedrag te leren, en hen de resultaten te laten zien, werden al na een paar jaar miljoenen kinderen beter gevoed dan ooit tevoren.
De grap van de middag was, dat de meeste deelnemers wetenschappers waren, en mensen die zich beroepshalve met sociale verandering bezighouden. Die zochten allemaal naar een nieuwe, gemakkelijk toepasbare, gegarandeerd werkzame techniek, waarvoor de gereedschappen toegankelijk en reproduceerbaar zijn. Maar het ‘binnenwerk’ van PD lijkt erg veel op het ‘binnenwerk’ van de complexiteitswetenschap: een hoge mate van onoverzichtelijkheid, een hoge toevalsfactor, veel elementen die in aard en verschijningsvorm moeilijk voorspelbaar zijn, een lastig te vangen tijdsfactor, enzovoorts. Om daar grip op te krijgen, moet je buitengewoon nauwgezet te werk gaan en een onwaarschijnlijke hoeveelheid data verzamelen. En, misschien wel het belangrijkste: je moet bereid zijn om je tot over je oren te verdiepen in je onderwerp. Het verschil van de positieve uitzondering wordt gemaakt door de verbinding aan te gaan, echt contact temaken en heel veel werk te maken van de relaties. En daar zijn we terug bij het micro-gedrag van het begin, en komen we bovendien opnieuw de complexiteitstheorie tegen, want het besturen van onoverzichtelijke en complexe situaties is ook alleen maar effectief bij de gratie van krachtige relaties. Voor de ‘experts’ onder ons betekent dat het prijsgeven van veel vaste methodes en gereedschappen die van jou een professional gemaakt hebben, en te investeren in wat per definitie een onzekere factor is: de mensen. Positive Deviance is een oefening in loslaten.